1. |
||||
De meeuwen cirkelen rond
De meeuwen cirkelen rond
De kranen torenen hoog boven het havenfront
De meeuwen cirkelen rond
De meeuwen cirkelen rond
Ik sta te wachten op de pont van de overkant
Refrein 1
De pont legt aan, met luid geraas
En spuugt zijn lading op de wal
We gaan aan dek, en varen af
Gedachten sleuren me mee in een vrije val
Wie weet de weg naar het huis van het licht,
En het duister, waar is haar verblijf?
Wat kwam er terecht van al je dromerijen?
Het had eigenlijk niet zo veel om het lijf
Al het zelfbedrog, de leugens, de half verdraaide feiten,
De pretenties van je tong
Ik hoor ze woord voor woord!
Woord voor woord –
Woord -
In schaamte gesmoord
Refrein 2
Een vaste burcht, bent U mijn Heer
De wind veegt de tranen van mijn wang
Het water schuimt, het Beest verschijnt
Waarom ben ik zo godvergeten bang?
De meeuwen cirkelen rond
De meeuwen cirkelen rond
De kranen torenen dreigend boven het havenfront
De meeuwen cirkelen rond
De meeuwen cirkelen rond
Het water onder mijn kont trekt me naar benee
Was jij niet op weg
Naar een stad aan het water, voor een boodschap of zo?
|
||||
2. |
Een jas voor de winter
05:15
|
|||
Toen ik een kleine jongen was,
zeiden mijn ouders op een dag
We moeten je iets vertellen,
we hebben lang genoeg gewacht
Kun jij een geheim bewaren,
’t is ook voor je eigen lijfsbehoud
Ik zei toen snel, ‘natuurlijk wel’!
En het codewoord was ‘fout’
Ik was een heel bang jongetje
Dus ik hield mijn kaken op elkaar
Om het geheim te bewaren
Was liegen geen bezwaar
Ik zou veel liever eerlijk zijn
Maar dat ging nou eenmaal niet
Ik nam niemand in vertrouwen
Echte vriendjes had ik niet
Refrein
Liters tijd heb ik verspild door het familiegeheim
Een jas voor de winter, een jas voor het strand
Voor alle seizoenen…..
En later toen ik groter werd,
Bleef ik zoals ik was
Ik schaamde me voor alles
Bleef een vreemde in de klas
Met ieder jaar dat ik groeide,
Groeide het geheim
Er bleef steeds meer aan kleven
Het leek gemaakt van lijm
Want ik wilde heel graag meedoen
Maar bleef altijd op een afstand
Ik ging nooit naar het midden
Verkoos de rafelrand
Vriend en vriendin, zagen te vaak mijn rug
Want ik werd snel onrustig
En sloeg dan op de vlucht
Refrein
Liters tijd heb ik verspild door het familiegeheim
Kilo’s leven heb ik vergald door het familiegeheim
Misschien dacht u: in het laatste couplet
wordt alles wel geopenbaard
Maar ik heb al zoveel jaar gezwegen
Ik vind ’t de moeite niet meer waard
Dus als de deksel straks op mijn kist gaat
Zijn mijn geheimen uitgewist
En wees maar niet teleurgesteld
U heeft er echt niets aan gemist
Refrein
Liters tijd heb ik verspild door het familiegeheim
Kilo’s leven heb ik vergald door het familiegeheim
Een jas voor de winter, een jas voor het strand
Voor alle seizoenen…..
|
||||
3. |
Spui 1986
02:54
|
|||
Op de hoek van het Spui staat een man –
Hij speelt Hawaiian gitaar
Western swing en jazzy tunes in oude stijl –
Uit een lang vervlogen jaar
De ene lick na de andere rijgt hij aan elkaar
Met achteloos gemak en ik denk, hoe speelt hij het klaar
Ik ben op weg naar mijn werk, en ik ben al wat laat
Maar gebiologeerd blijf ik staan
Hij draagt een ouderwets pak, een geruite sjaal
Een hoed met een gleuf op zijn hoofd
Als ik hem zelf niet gezien of gehoord had
Had ik het van niemand geloofd
En ik applaudisseer, spreek hem aarzelend aan
Vraag, geeft u ook les, want ik heb thuis ook zo’n ding staan
Maar hij ziet me niet eens, speelt onverstoorbaar door
Ik druip af en ga naar kantoor
De volgende dag kom ik weer langs het Spui –
Maar hij staat er niet deze keer
En waar ik ook zoek in de jaren daarna
Ik zie hem nooit meer
Was ik terug in de tijd, van de wederopbouw
Toen de muziek werd geboren waar ik zo van hou?
Was het de geest van Bob Dunn, die zich verveelde,
En die me even liet merken, hoe krukkig ik zelf speelde?
Op de hoek van het Spui stond een man
Met een hoed en een Hawaiian gitaar
|
||||
4. |
Grazige weiden
00:52
|
|||
instrumental
|
||||
5. |
Ophaaldag
05:08
|
|||
Ik sta hier met de koffers en een winterjas, te wachten bij de trap
We moeten ons straks melden, we hebben een oproep gehad
De kinderen zijn onrustig, mijn vrouw beent door het huis
Een laatste blik op wat ze achterlaat, misschien komen we ooit weer thuis
De gordijnen aan de overkant zijn de hele morgen al dicht
Ik hoor geen geluid van boven, op de overloop brandt geen licht
Het begint mij te benauwen, deze trap, de portiek, de straat
Ik probeer maar niet te denken, aan wat ons te wachten staat
O Westerbork, een toekomst grauw en vaag
O Mokum, wat ben je stil vandaag
Ik had een baan als leraar aan een middelbare school
Gaf les in nieuwe geschiedenis, Bildung was het parool
Wat moet je eigenlijk leren, als je steeds meer wordt geïntimideerd
De klassen werden leger, het net sloot zich steeds meer
Mijn broer en zijn vrouw met hun groentezaak, in die drukke Jodenbree -
Het was meestal sappelen tot ‘s avonds laat, hun leven viel niet mee
De wijk werd weer eens afgezet, dit keer geen ontkomen aan
Hun kinderen al in de onderduik, maar zijzelf zijn opgehaald
O Westerbork, een toekomst van de baan
O Mokum, wat ben je leeg voortaan
Break
Ik kijk vanuit een helikopter, naar een lange goederentrein
Ik zie een besneeuwd landschap, wat zou de lading zijn?
Opeengepakte mensen, door het geratel totaal versuft
Misschien is er nog een sprankje hoop, die wordt straks uitgeblust
Break
Een man kijkt om zich heen in de Weesperstraat, wat een verre vreemde stad
Er staat haast geen huis meer overeind, zijn verleden is gejat
De mensen lopen langs hem heen, want het leven gaat weer door
Geen tijd om te lang stil te staan, bij alles wat hij verloor
Geen tijd om langer stil te staan, het leven gaat weer door
Hij heeft nog een naheffing te voldoen aan het belastingkantoor
O Sobibor, zo ver bij ons vandaan
O Mokum, zeg wist je nog zijn naam
……
O Mokum, herken je nog jouw naam?
|
||||
6. |
Niemands land
04:01
|
|||
Er groeit gras tussen de stenen, en een kraai zit te loeren op het dak
Van een roestige loods, op dit verlaten station, alles gaat hier op zijn dooie gemak
Een oude tram staat gerangeerd, op een opstelspoor
Er is iemand aan het lassen, ik hoor geluid van een boor
Ik voel me thuis in dit niemandsland, waar niemand bij hoort
Ik moet denken aan een meisje, waarmee ik ooit iets had
Ze zei probeer maar niet me te begrijpen, maar graaf verder naar je eigen schat
Ze was verliefd op mijn beste vriend, maar die wilde haar niet
Toen zijn eigen vriendin hem voor een ander verliet
Met zijn drieën gevangen, in een cirkel van verzwegen verdriet
Break
Ik stap een kroeg in voor een biertje, een stamgast kijkt me dreigend aan
Hij zeg jij moet je nergens mee bemoeien, wat hier gebeurt gaat jou geen flikker aan
Ik zeg jongen het is mij wel goed, en ik loop naar de deur
Stap naar buiten in een schemerlicht, van een onaardse kleur
Er groeit gras tussen de stenen, en een kraai zit te loeren op het dak
|
||||
7. |
Hekel aan mijn lijf
03:51
|
|||
Mmm mmm
Mmm mmm
Ik heb een hekel aan mijn lijf
En dat is wederzijds
Het is een heel slecht huwelijk
Tussen mij en mijn lijf
Mijn lichaam doet me pijn
De lange godvergeten dag
Ik probeer het te vergeten
Met gezang en met gelach
Ik heb een hekel aan mijn lijf
En mijn lijf haat mij
Ik voer het gezonde voeding
En mijn buik reageert met kramp
En als geen pil meer werken wil
Giet ik het vol met drank
Ik heb een hekel aan mijn lijf
En mijn lijf haat mij
Mijn lijf gaat steeds maar door
En dat begrijp ik niet
Als ik mijn lijf zou zijn, zou ik zeggen
Ik stop er mee subiet
En omgekeerd als mijn lijf
Eens een dagje mij zou kunnen zijn
Al dat gesodemieter zou ervaren
Misschien kreeg het dan wel spijt
Van al die zinloze pesterijen
De allergieën en eczeem
Ik krijg het letterlijk voor mijn kiezen
En die rug werkt ook niet mee
Ik heb een hekel aan mijn lijf
En dat is wederzijds
Ik denk niet dat het ooit nog goed komt
Tussen mij en mijn lijf
Maar ’s avonds voor het slapen
Verzoenen wij ons maar
We kunnen immers met niemand ruilen
We moeten verder met elkaar
Mmmm mmmm
|
||||
8. |
De kust van Lampedusa
03:50
|
|||
De golven spoelen de lijken aan
In het zicht van de haven verdronken
De poort van de hemel niet opengegaan
De boot naar het geluk gezonken
Met veertig man op een boot voor tien
Die moest onder het gewicht wel bezwijken
Als Mozes het beloofde land wel gezien
Dan toch het niet mogen bereiken
Sommigen hebben iets meer geluk
Gered door grotere schepen
Maar vaak brengen die ze weer terug
Er wordt geen oog toegeknepen
Het fort Europa blijft stevig op slot
Voor hen die een beter lot zoeken
Wij zijn hardvochtig en bovenal bot
Vergeten de heilige boeken
Die zeggen dat je helpen moet
Dat je de naakten moet kleden
De hongerigen moeten worden gevoed
Wat we in woord wel beleden
Maar wanneer het er echt op aan komt
Heeft iedereen wel een reden
De vreemdeling die op onze deur klopt
Is alleen welkom in onze gebeden
Op een eilandje komen ze aan
Daar wonen de vissers van mensen
Het is een deel geworden van hun dagelijks bestaaan
Je zou ze een beter lot wensen
Maar ze delen hun dorp, hun brood en hun kerk
De zee kent immers geen muren
Terwijl de rest van de wereld toekijkt en zwijgt,
En denkt, het zal mijn tijd wel duren
|
||||
9. |
||||
In 1535, kwamen ze bijeen
In een huis in de Zoutsteeg bij de Dam
Hendrik Hendriksz profeteert, en Baef Claesd zingt een psalm
En Dirk glasmaker, is ook van de partij
Daarna komen de anderen, Geerte, Adriaan en Steven
Het gezelschap raakt al snel geëxalteerd.
Margarete, Claes en Gerrit, Steef schoenmaker en Anneke
En Hendrik leest teksten uit de schrift
Over het koninkrijk dat spoedig komen zou
En Dirk stopt plots een gloeiend kooltje in zijn mond
Omdat hij dacht dat ‘t hem niet deren zou
Hij verbrandt zijn tong en mond, Hendrik noemt hem dan het Kind
Het kind dat zalig worden zou
En het Kind gooit vervolgens zijn pantoffels in het vuur
En de profeet zegt, dit is duidelijk Gods wil
Leg al je wapens af, trek al je kleren uit
En doe als Dirk, want dit is het uur
Ze deden als gezegd, en daar stonden ze dan naakt
De vrouwen zelfs geen koord meer in hun haar
En tot slot stak de profeet het huis in lichterlaaie
Zo gingen ze de straat op, hartje winter, bitter koud
’t Rijk Gods proclamerend op de Dam
Iedereen werd wakker door het nachtelijk kabaal
en keek met afschuw naar hun naaktheid en hun dans
door merg en been hun ijselijk gezang
Ze zongen wee, wee, wee de wrake Gods
Wee, wee, wee de wrake Gods
Het duurt niet al te lang, of de schutterij komt in het geweer
En de Dopers belanden in ‘t cachot
En zelfs in detentie, verbazen ze iedereen
Was het de duivel, die hen bezeten had?
Ze weigeren alle kleren, smijten aardewerk kapot
En dansen op de scherven in het rond
Want niets van deze aarde had voor hen nog enige waarde
Ze verwachtten het nieuw Jerusalem
En na hun executie, zag je ze bungelen op de Dam
Hun naakte lijven wiegend in de wind
Het waren doodgewone mensen, bedwelmd door hun geloof
Maar verder net zo machteloos als wij
Gevangen in de waanzin van hun tijd
Ze zongen wee, wee, wee de wrake Gods
Wee, wee, wee de wrake Gods
|
Flipsonius Amsterdam, Netherlands
Tegendraadse liedjes met tegendraadse muziek.
'Alles wat hij beweert kan een paar zinnen later weer ongedaan worden gemaakt. Je weet nooit of het nu de these of de antithese is die we nu moeten geloven'
Streaming and Download help
Flipsonius recommends:
If you like Flipsonius, you may also like:
Bandcamp Daily your guide to the world of Bandcamp